Derde generatie
Gerben en Jacobus Jacobus Posthuma


III.3
GERBEN JACOBS, Friesche commissaris te Stroobos

overl. Stroobosch 1772/73
trouwt Lutjegast 1 juni 1718 Tjitske Tjallings
geb. Leeuwarden, overl. Stroobos 1758/59
weduwe van Mient Gabes, dochter van Tjalling Fransen en Antje Jansen

In 1724 wordt Gerben Jacobs, zonder familienaam, vermeld: getrouwt aan Mient Gabes wedue. Tjitske Tjallings trouwde in 1704 met Mient Gabes, in 1713 was zij volgens het personele kohier weduwe. Uit het eerste huwelijk zijn drie kinderen: Gabe, Aatie en Jan Mients. Tjalling Fransen en zijn vrouw worden na Mient Gabes vermeld in het lidmatenboek van Gerkesklooster, zij waren in 1703 uit Leeuwarden gekomen.
Na 1747 is Gerben Posthuma volgens het personele kohier geen belasting meer verschuldigd.

Tjitske Tjallings was lidmaat van de hervormde kerk, maar op haar gedrag viel blijkbaar een en ander aan te merken. In het lidmatenboek vinden we: 1743 d. 14 April weder op Paaschdag wierd het Avontmaal gehouden nadat alvorens Tjietsche Tjallings (huisvrouw van Germ Jacobs) het Avontmaal was verboden volgens besluit der E. Kerkenraat.

In 1734 hoort Gerben, Friesche commissaris op 't Stroobos onder Surhuizum, bij vier broers die samen procederen. De andere drie zijn Suardus, Eelke en Gerardus. In 1737 zegt hij toe 225 carg. te betalen aan Doede Dirks te Groningen.

III.4
JACOBUS JACOBS, bakker te Drachten

geb. circa 1695, overl. Drachten 1770
trouwt Drachten 28 april 1720 Trijntje Gerbens
ged. Drachten 7 jan. 1700, overl. voor 1744
dochter van Gerben Liebes en Jeltje Popes.

1. Suardus Jacobus (~1725)
2. Libbe Jacobus (~1727)

Op Goede Vrijdag 1721 wordt te Drachten als bejaarde, d.w.z. volwassene, gedoopt Jacobus Posthuma.


De reden daarvoor zal geweest zijn dat Jacobus Jacobus net het jaar tevoren met een hervormde vrouw was getrouwd en om haar dus overging van de doopsgezinde kerk naar de 'grote kerk'.
Van 1720 tot 1723 woont Jacobus in een huis van Arp Reiding in de Noorder-Drachten, daarna wordt hij een aantal jaren niet als bewoner van een huis genoemd in de reëelkohieren. Vervolgens woont hij een aantal jaren in bij zijn vrijgezelle broer Suardus en daarna in het huis daarnaast.

In 1726 kopen Jacobus Posthuma c.s. een kamp land in de Noorderdragten van de erven Tjeerd Jeens voor 480 gg. In 1733 is hij gebruiker van twee kampen land in Zuiderdragten, waarvan Jan Reyds Coldijks erven de eigenaars zijn. In 1734 is hij eigenaar en gebruiker van een huysinge in Noorderdragten, de vorige eigenaar was Johannes Hanses. In 1735 koopt Jacobus Posthumus een huis in Noorderdrachten van Wijger Goijtzes wed. voor 70 gg. In 1743 is hij curator over de kinderen van Marten Douwes te Rottevalle. Uit de aanslag in de Quotisatiecohieren kan worden afgeleid dat zijn kapitaal toen 2000 Cg. omvatte.

In 1744 wordt bij de gezinssamenstelling van Jacobus zijn vrouw niet meer vermeld, zij is dus voordien overleden. De erfenis van de moeder van de kinderen wordt in 1764 verdeeld: Suardus krijgt de ene helft en zijn broer Libbe, die dan te Hoorn verblijft, de andere.



Op 16 september 1769 zet Jacobus de gedurende 46 jaar door hem gedreven bakkerij te koop. Als hij in 1770 overlijdt, blijven de namen van de kinderen op het personele kohier staan, in 1772 wordt de boedel door hen verdeeld. De bakkerij blijft in de familie, in 1771 komt neef Gerben Gerardus als opvolger in de bakkerij aan de Noordkade.